dinsdag 31 augustus 2010

RoboCop

Verhoeven was de boeiendste Zomergast, dus dan de augustus-maand ook maar afsluiten met nog een film van hem. Misschien zat ie toch iets te kort op Starship Troopers. RoboCop voelt toch simpeler aan, al heeft het dan dezelfde thematiek en eenzelfde soort interludes met stompzinnige reclames voor vermaak in een dictatoriaal Amerika. RoboCop is een behoorlijk interessante held, een soort Frankenstein en hij heeft zelfs wat van Pinokkio. De machine die weer mens wil worden, die zijn eigen herinneringen nauwelijks begrijpt. (In een mooi moment loopt RoboCop door zijn vroegere huis) Het is jammer dat alle schurken, lachend als cartoon-figuurtjes, recht uit de A-Team zijn weggelopen. Teveel flauwe grappen, behalve dan de allerlaatste in de film. (Iemand krijgt ontslag) Wel leuk dat Nancy Allen ook hier mee mag doen, als ultieme jaren '80 girl next door. Vreemd (tragisch?) hoe je hier al ziet dat ze met 37 aan de oude kant wordt voor dit soort Hollywood-popcorn, maar dat maakt ze wel des te sympathieker, als partner van Murphy, de latere RoboCop. In die uitrusting lijkt zijn strakke bekkie trouwens erg veel op het smoelwerk van Terminator Schwarzenegger. Hoe hij al die kogels kan verwerken zonder dat iemand zijn (blote) kin treft is raadselachtig. Later, als de haast verslavende "gore" helemaal losbarst gaat de helm af voor een Pierluigi Collina-look, extra bruut.

The Man Who Fell to Earth

Als Nicholas Roeg niet iedere tien minuten een naakt lichaam ziet krijgt hij ondraaglijke jeuk. Gelukkig weet hij dat ook hier weer te voorkomen! Ditmaal lijkt hij zelfs werkelijk personages in te lassen die geen enkel ander doel hebben dan naakt in een zwembad te springen. En dat terwijl The Man Who Fell to Earth tegelijkertijd ook gewoon een behoorlijk serieuze sci-fi is, met de ultieme graatmagere spaceboy David Bowie in de hoofdrol. Roeg heeft een voorliefde voor rocksterren klaarblijkelijk, want hij werkte ook al met de (ook qua uiterlijk) vergelijkbare Jagger. Dat was in Performance, een evenwichtigere film. Erg geinig is hier dat juist Bowie's ogen een cruciale rol spelen, in Chien Andalou-achtige verwikkelingen. Al zijn de ogen hier overigens wel gelijk van kleur. In typische Roeg-stijl roetsjt de film onnavolgbaar door de tijd heen. Eerst stort Bowie neer in Nowheresville, USA, maar het volgende moment is hij al de steenrijke eigenaar van een of ander bedrijf. (Hij had wat patenten van zijn thuisplaneet meegenomen) Als een soort Citizen Kane of regisseur/miljonair Howards Hawks verandert hij langzaam in een kluizenaar; wil hij eerst nog naar huis, na een onduidelijk en mislukt space-shuttle project raakt hij aan de drank. Zijn eigen planeet is uitgedroogd dus hij is nogal dorstig! Ondertussen vermaakt hij zich met zijn (begrijpelijk) hysterische meissie, die hij uit een hotellift heeft opgeduikeld. De arme alien kan slecht tegen liften en autorijden, hoe langer ik erover nadenk hoe meer dit toch eigenlijk een (tragi)komedie moet zijn.

Vendredi Soir

Heerlijke winter-, of zelfs kerstfilm van Claire Denis. Eerst beklemmend en later zeer sensueel, niet expliciet, maar je zou 'm toch bijna op zo'n "vrouwvriendelijke" porno-lijst verwachten. Nou ja... Ik overdrijf. In de eerste helft wordt nagenoeg niet gesproken, gaat ook lastig met een enkel personage zonder voice-over. Golvende ambient-muziek zorgt voor het juiste gevoel, tegen de achtergrond van Parijs waar de Eiffeltoren iets duister industrieels heeft. Een vrouw pakt verhuisdozen in, zit in bad en vertrekt dan per auto voor een nieuwe fase in haar leven. De trechter der verkeer zuigt haar op. Heel Parijs staat vast. Ze komt geen stap vooruit. Falling Down, de romcom versie! Daar stapt een man d'r auto in, net als de beelden Wong Kar-wai-achtig magisch, hij laat de auto later zelfs even verdwijnen en dan scheurt ie achteruit richting hotelletje. Het hotelletje is gepast leeg en de receptionist lijkt op de voetballer Samaras. Onze helden zetten de kachel hoger, evenals de romantiek, ze doen het zelfs geloofwaardig twee keer achter elkaar. (In films is dat bijna altijd een soort 'haha zie ons nou'-grap) Een hele mooie toevallige ontmoeting als katalysator om de vrouw moed te geven om aan haar nieuwe leven te beginnen, ze gaat samenwonen, dat gevoel krijg je (en deel je!) bij het vrolijke einde. De vrouw huppelt en Parijs is licht geworden.

maandag 30 augustus 2010

The Natural

Levinson over honkbal, dat moest ik zien. De fijne cast flitst langs in de intiteling: Redford, Duvall, Close en ook Richard "The Straight Story" Farnsworth! Maar dan komt de kers op de taart. Based on a novel by Bernard Malamud. Een van mijn favoriete schrijvers. (Al heb ik The Natural dus nooit gelezen) De film begint heel standaard. In noodtempo door een voorgeschiedenis, een jongen honkballend met zijn pa, pa dood, jongen op weg naar een grote club. Waar blijft de Malamud-touch? Beng! Daar is ie. Met een pistoolschot wordt de hele film op zijn kop gezet. En we pikken de draad pas zestien jaar later weer op. Weg standaardcarrière. Als de oude Redford zich bij een club meldt wordt ie uitgelachen, zo'n oude rookie, waar ben jij al die jaren geweest? Al hij dan eindelijk mag spelen slaat de bliksem meteen in. Letterlijk. Figuurlijk. Het leek mij in een klap duidelijk. Niks The Natural, The Supernatural. Dit is een Jezus-figuur teruggekeerd uit de dood. Ik ging daar fanatiek voor naar aanwijzingen zitten speuren, terwijl de film steeds meer duistere Coens-trekjes vertoonde. Een gokbaasje met een visionair oog, the magic eye. Wacht 'ns even... Dat is dan weer meer Odysseus. Van alle mythen thuis zullen we maar zeggen. Want ja, er is ook hier een dame die al jaren op hem wacht. In hét moment van de film zit zij in het stadion, is honkballer Redford het helemaal kwijt en gaat zij langzaam staan. Wit hoedje, badend in magisch licht. Als een engel. En prompt gaat het weer goed. Terwijl Redford blijft lijden, oude wonden spelen als stigmata op, neemt de film helaas een afslag richting positief einde. Daar was in Malamuds boek geen sprake van, lees ik achteraf.

The Dark Mirror

Absurde, om niet te zeggen debiele noir van Siodmak, over evil twins! Allebei gespeeld door de gedistingeerde Olivia de Hallivand, die zelf ook goed wist wat een zussenstrijd was. Het rare aan The Dark Mirror is dat iedereen, inclusief een tweeling-expert, door het duo wordt gefopt, terwijl de twee voor de kijker zo duidelijk verschillend zijn, óók als ze onder de mensen zijn! De ene is verlegen en de ander, nou ja, evil dus. Even leek het zelfs of het zachte zusje altijd degene was die er later in het scherm bij was geplakt, de digitale effecten zijn makkelijk te spotten. (Maar gelukkig wisselen ze elkaar later af) Grofste stunt van de mala chica is als ze haar aanhankelijke zusje langzaam gek maakt, door 's nachts lichtflitsen in haar ogen te schijnen. Dat gaat zo snel dat de kijker zelf (net als het zielige zusje) even twijfelt of die flits wel echt was. Voor de rest is de film dus nogal koddig, met uitzondering van de prank die voor een mooi en geslaagd twist-einde zorgt.

L'Atalante

Behalve dan dat het hoofdpersonage hier geen moordneigingen heeft, vind ik deze goed vergelijkbaar met een andere beroemde stokoude klassieker, Sunrise. Ook daar een liefdespaartje in crisis en de ontdekking van de grote stad. Sunrise wint op beelden, L'Atalante op gevoel. Net als Zéro de Conduite is het een heel sensuele film, met geknuffel, gebroken harten, doorkijkbloesjes en naaktfoto's. Die laatste hangen in de kajuit van een matroos, een Tom Waits-achtig volgetatoeëerd figuur. Een echte smeerlap, zo'n type dat een sigaret uit zijn navel kan roken. (Waar dan ook precies een vrouw is getatoeëerd, natuurlijk) Mooiste fase is als het nieuwbakken bruidje van de kapitein van het schip in een louche cafeetje in Parijs min of meer wordt versierd door een goochelaar annex verkoper in allerhande goederen.

zondag 29 augustus 2010

Le Goût des Autres

Heel fijn. Old school comedy of manners. Op z'n Woody Allens, maar dan zonder one-liners. Wel met genoeg grappige (aangenaam milde) scènes. Trouwens ook wat pijnlijke, ik wil mijn trui over mijn hoofd trekken-situaties, zeker rond de Inspector Clouseau-achtige hoofdrolspeler, baas van een bedrijfje. In wat eigenlijk? Ik dacht even aluminum siding als de Tin Men. Hij probeert wanhopig een actrice te versieren, maar die is meer van hoge cultuur. En deze man denkt bij opera's aan liedjes uit reclames enzo. Mijn favoriete moment in de zeer soepel, goedgeschreven film (op de een of andere manier vind ik dat de grootste kwaliteit hier) is als die actrice bij de directeur komt zeggen dat hij echt geen dure schilderijen hoeft te kopen om indruk op haar te maken. Dit lijkt een sympathieke geste (en het is ook een terechte opmerking) maar tóch slaat die waarschuwing als een boemerang in haar snob-gezicht terug en zet ze zichzelf voor gek. Ook leuk zijn random invalletjes als dat een van de bodyguards van de directeur ineens dwarsfluit blijkt te spelen. (Hij pakt het weer op om een uitgegane relatie te verwerker) De andere bodyguard is meer de Belmondo-macho. Blijft een vraag over, ik weet dat regisseuse Jaoui meespeelt, maar weet niet wie ze is. Dan zijn er 3 opties. Zij is de Ibsen-actrice (lijkt me niet), zij is het Julianne Moore-achtige kordate, frisse wiet-dealer en barmeisje (de locatie die fraai de personages verbindt). Of zij is de veel kleinere rol van de vrouw van de directeur die in een gruwelijke roze ingericht huis woont. (Deed me aan een bepaalde Mike Leigh film denken) Ik gok erop dat Jaoui het barmeisje is, maar zou het ergens nog leuker vinden als ze die laatstgenoemde rol speelde.

The Fallen Idol

Daar heeft Graham Greene ons toch even op het verkeerde been. Het eerste kwart lijkt dit een superlieve film te worden, met een jongetje dat opgroeit in een ambassade, ma en pa altijd pleite en daarom goede matties met een of andere butler. Het jongetje houdt een slang als 'huisdier', die geheim moet blijven voor de "slechte schoonmoeder", hier de vrouw van de servant. De butler schuift het jongetje stiekem het doosje met de slang toe, als deze dreigt te worden ontdekt door vrouwlief. Allemaal erg schattig dus. Maar dan begint de butler een racistisch fantasie-verhaaltje te houden, een eerste omineus teken, blijkt hij overspel te plegen, en eigenlijk net als zijn kleine kompaan zijn vrouw te haten. Dit alles eindigt onderaan de trap met een lijk. Enigszins raadselachtig laat de film níet in het midden of de butler dit nu wel of niet heeft gedaan. Dit verknald toch een beetje het einde, wat in álles korte verhalen twist ademt. Het jongetje probeert de politie van iets te informeren, maar wordt niet meer geloofd. Maar dat maakt dan dus weinig meer uit... Op dat moment is het jongetje trouwens ook wat krengerig geworden! Nog twee andere random details. Waarom wappert de vlag van Acadië op de ambassade?. En in de categorie Beruchte Filmclichés. Ook hier zit weer nét een hoer op het politiebureau, als het jongetje daar na wat nachtelijke avonturen daar belandt. Hoer: "Oh, I know your father!"

Starship Troopers

Nou, het is geen Total Recall, mijn favoriet van Verhoeven's collectie zelfverklaarde b-films. Al vraag ik me af of ik die half-Europese fantasy met Hauer en Jennifer Jason Leigh nog moet kijken. Erg zitten gniffelen om het feit dat de Wall Street Journal Verhoeven een nazi noemde. En dat terwijl Starship Troopers zo'n overduidelijke spiegel voor Amerika houdt. Zelfs het feit dat de personages zogenaamd uit Buenos Aires komen lijkt de vernedering van Amerika juist te benadrukken. (In plaats van het te verhullen). Op de een of andere manier zat ik ook weer te denken aan die schofterige stunt van de Bush-campagne om John Kerry's Vietnam-verleden te bezoedelen. Het zal door die propaganda filmpjes van de Federale Overheid komen, die door de film worden gesneden. Ondanks dat alles er dik bovenop ligt, vond ik het eerste uur bijna "gewoon" vermakelijk, daarna neemt het absurdistisch gehalte snel toe, meer confrontaties met de Bugs, die recht zijn weggelopen uit Ed Wood-achtige hopeloze sci-fi spektakels. Grappigste en tegelijkertijd zieligst moment volgt als de Troopers eindelijk de grote vijand hebben gevangen. Dat blijkt een nogal sneue reuzenslak. De psychic van dienst (in SS uniform natuurlijk) leest zijn gedachten. "He's afraid". Iedereen: "Jeeeuuhh!". Prachtig. Net als overigens de girl power krullenbol-meid (Dina Meyer), die Denise Richards wegspeelt. Ik kon zo snel geen safe for work-plaatje van d'r vinden.

zaterdag 28 augustus 2010

Angst Essen Seele Auf

Fassbinder had die immigratie problematiek (of het schrijnen ervan) vroeg door. Midden jaren '70 en ondanks het koddige acteren is deze film nog altijd relevant. Familie die je raar aankijkt als je met een Marokkaan aan komt zetten, geroddel, dat werk. Een schoonmaakster, dame van middelbare leeftijd sluit vriendschap met een gastarbeider. Twee eenzame zielen, die elkaar kunnen steunen. (Maar ondertussen betaald de vrouw een prijs in haar hele omgeving) Dat is pijnlijk maar het moment dat ze haar nieuwe echtgenoot aan haar kinderen presenteert is stiekem toch hilarisch. In het begin lijkt de film wel erg Koot&de Bie bij de groenteman-achtig, maar later krijgen beide karakters toch wel diepte. Zo begint de Marokkaan weer andere affaires met de imposante voorgevels die in de lokale Kneipe werken...

Greenberg

Hmm. Moeilijk. Ik zou er graag superenthousiast over worden, maar het is zeker niet Baumbach's beste. Het begint fantastisch, het einde is goed, maar te lang daartussen mist er iets. Misschien is het te gladjes. Ik weet het niet. Ik kreeg zelfs nauwelijks zin om de toch redelijke soundtrack van James Murphy te downloaden. De film mag dan wel Greenberg heten en Ben Stiller heeft duidelijk heel fanatiek zijn best gedaan, zo is hij flink afgevallen en heeft de ticjes van een neurotische man goed in de vingers, maar minstens zo belangrijk is de geweldige Greta Gerwig. Een mumblecore-meisje! Jammer dat ik uit dat subgenre nou net Hannah Takes the Stairs nog niet heb gezien. Het Wendy & Lucy-meisje (met een enorm hart voor honden) Greta heeft het beste moment van de film, in de opening, als ze door de drukke straten van Los Angeles rijdt en vriendelijk en nutteloos hardop vraagt of ze in mag voegen. "Thank you!" (Later mag het niet, een fraaie cirkel in slechts zeven minuten film) Lief, aandoenlijk en heel onzeker. Het is daarom dat ze waarschijnlijk met iedereen de koffer in duikt. Inclusief de man met het draadje los. Vriendin: "A mental patient just went down on you!?!?" Grunberg schreef in de Volkskrant dat hij vooral tevreden was over de seksscènes in deze film. Die zijn echt in zijn straatje ja, totaal absurdistisch, ongemakkelijk, Stiller gaat recht op de roos af en Greta denkt aan langsrazend verkeer. (En twijfelt over d'r bh) Dit zit allemaal in de goede eerste fase, als Greenberg op het huis van zijn broer begint te passen en dus met diens persoonlijke assistent te maken krijgt. Hij trommelt oude vrienden op met wie hij ooit in een bandje zat. Hier begint de film wat te kabbelen of wat teveel volgens het man verwerkt zijn levenstrauma's op z'n Hollywoods te lijken. Het wordt weer leuk als Stiller een lijntje doet en op een jeugdig feestje uit zijn plaat gaat en de volgende dag naar Australië denkt te vertrekken. Shit, mijn chapstick vergeten!

Blood and Wine

Rafelson noemde dit met Five Easy Pieces en The King of Marvin Gardens zijn Jack Nicholson-trilogie, maar dat was gewoon een promopraatje. Deze zonnige film noir heeft niks van het niveau en de inhoud van die films en bovendien maakte hij nog meer films met Nicholson... (Dus als dat het criterium is!) Blood and Wine is een zwakke noir die me langzaam aan The Salton Sea deed denken. (Ook zo'n koddige film) De film had veel meer op Nicholson moeten focussen. Hij pleegt samen met Michael Caine, die een geinige, doodzieke en gevaarlijke slechterik speelt, een juweelroof, waarna alles misgaat en Nicholson zijn hele familie ruïneert. Dit is ook wel de basis van de film, maar de film spendeert veel te veel tijd aan zijn oninteressante zoon en het dienstmeisje Jennifer Lopez, met vreselijk accent in haar eerste rol, maar wel met de looks en de heupbewegingen natuurlijk. Zij zou zich dan als femme fatale kunnen ontpoppen, van mij had het gemogen, maar het arme kind krijgt gewetenswroeging. Dat zie je nou nooit in een echt goede noir.

Peeping Tom

En daarmee was mijn vertrouwen in The Archers alweer hersteld. Toch lef van (de helft) Powell, die zijn carrière hiermee ruïneerde. Peeping Tom is dan ook een gewaagde film, die heel wat dieper gaat dan vergelijkbare Hitchcockiaanse moordmysteries als Psycho. Een schurk met een akelig Duits accent, recht uit een Haneke-film weggelopen! En dan ook nog een jeugdtrauma met een papa die als een Fritzl tekeer is gegaan vermoedelijk. De moordenaar slaat de hand aan leuke meisjes, terwijl hij ze filmt. En dat is nog niet alles, er is nog iets peinst een politie-agent, waar hij en de kijker pas helemaal aan het end achtergekomen, in de meest Freudiaanse zelfmoord ooit op celluloid. Tekenend voor de kracht van deze film is ook een uitstekende bijrol van de moeder van het eerst verlegen, maar al snel opvallend nieuwsgierige vriendinnetje van de seriemoordenaar. Deze moeder zit de hele dag op de bank te pimpelen en blijkt later (ik had het eerst in elk geval niet door) blind te zijn. Wat natuurlijk perfect past bij het visuele thema van de film.

vrijdag 27 augustus 2010

The Garden of the Finzi-Continis

Heel cru gezegd, typische jodenfilm. Inclusief pak je zakdoek einde, met Hebreeuwse klaagzang en weggevoerde joden. Ditmaal krijgen we het vanuit Italiaans upper-class Paris Hilton-perspectief. De Finzi-Contini's zijn steenrijk en volgens andere joden nauwelijks joods te noemen. Hoewel de pa die dat zegt zelf doodleuk lid is van Mussolini's partij. (Ook geen rabiaat jodenhater natuurlijk, maar een machtswellusteling) De plaatjes in deze film glimmen en de muziek is bijkans soft-pornografisch, ik werd er wat weeïg van. Het past toch niet echt bij zo'n onderwerp. De holocaust-versie van Cinema Paradiso zeg maar, vol zwijmelende nostalgie.

Opening Night

Goed vergelijkbaar met The Dresser, waar ten slotte ook iemand uit alle macht het podium op moet worden gesleept. Nou ja, misschien eerder een soort spiegelversie van The Dresser, waar die glad is, is Opening Night echt houwtje touwtje-werk van de wispelturige Cassavetes, die zelf in een vileine rol meespeelt. Opening Night is matig en soms zelfs bruusk ge-edit, maakt geen keuzes in de opties van der verhaallijnen, kortom, een gammel bouwwerk. De tragische heldin wordt, u kon het raden, gespeeld door Gena Rowlands. Cassavetes' standaard instortende heldin. Zeker in het begin is ze weer heel fascinerend, als beroemde filmactrice die in een toneelstuk speelt en eigenlijk niet geslagen wil worden. Letterlijk. Dat is een hele mooie set-up en pay-off als ze uiteindelijk live voor publiek in het stuk een klap krijgt, tegen de vlakte gaat en minutenlang blijft liggen. In het begin wordt ook een handtekeningenjaagster en fan van de actrice doodgereden, en dit meisje blijft als geest (of wat dan ook) de gedachten van Rowlands kwellen. Zo krijgt de film af en toe zelfs flauwige horror-trekjes, inclusief een séance, op aandringen van de bitchy schrijfster van het gespeelde toneelstuk.

Ridicule

De beste film die zich aan het hof van Versailles afspeelt? Zou best kunnen. Al verwachtte ik onwillekeurig wel New Order op de soundtrack! Moest ook nog denken aan een computerspelletje waar ik vroeger door gefascineerd was, wat simpelweg Versailles heette en waar ik alleen wat over gelezen had. Dat was ook maar het beste waarschijnlijk, als een soort imaginair spel. Maar goed, de film. Ridicule draait om komedie zonder dat het ook maar een moment grappig is, en dat is dan op zichzelf eigenlijk wel weer vermakelijk. Aan het decadente hof van Versaille gaat het namelijk maar om één ding. "Goede" grappen maken. Scherp uit de hoek komen. En het liefst ten koste van anderen. Een arme Franse edelman wendt zich tot het hof om geld los te praten voor het droogleggen van de moerassen in zijn geboortestreek, maar kom, voor het gewone gepeupel heeft de elite natuurlijk geen enkele interesse! Nu is onze held een scherpe gozer, dus hij valt best in de smaak. Tegelijkertijd is en blijft hij een buitenstaander die de spelletjes doorheeft. In een zij-verhaal papt hij aan met een belachelijk knappe dochter van de lokale arts. Dochter is vooral geïnteresseerd in duiken, en daalt continu de waterput af, getooid met een helm die me aan een masker uit El Orfanato deed denken. Ridicule, merk ik al typende, is eigenlijk een film zo subtiel dat ie zich niet laat vangen. Maar als gezegd, prima en stijlvol. Overigens is het begin uitermate vulgair, als iemand wordt ondergepist, dat kon ik niet helemaal plaatsen.

Ball of Fire

Amusante screwball uit de koker van (dit keer) scenarist Billy Wilder met Howard Hawks als regisseur. Wilder had bij het schrijven wel hulp, wat niet zo vreemd is, want Ball of Fire is een soort taalspel en als je zijn Engels hoort vraag je je af of hij zelf zo thuis was in het stadsdialect van New York. Een groepje sukkelige wetenschappers onder leiding van Mr. Uitgestreken Gezicht Gary Cooper werkt al jaren aan een encyclopedie. Dan realiseert Cooper zich dat hij maar 'ns naar buiten moet! Daar komt hij Barbara Stanwyck tegen als wereldwijze dame, die vooral indruk maakt in haar eerste scène. Ze zingt heel sympathiek swingend een boogie liedje. Cooper en co. are likely to get informed op allerlei gebieden, raken in de problemen met mobsters en verrichten wat heldendaden. Het is allemaal zo dun als carpaccio, maar zonder meer met met flair en tempo gemaakt.

donderdag 26 augustus 2010

Election

En ik maar denken, waarom voelt het zo logisch dat die acteur die de leraar speelt zich in een high school bevindt? Pas achteraf schoot het me te binnen. Natuurlijk. Ferris Bueller. Election is geen geniale, maar wel een heel vermakelijke film, met American Beauty-trekjes. Thora Birch was dan ook eerst gecast, maar stapte op. Jammer weer van de overkill aan voice-over. (Werkt alleen in een gebedsscène!) Had me nooit gerealiseerd dat Reese Witherspoon zo'n onderdeurtje is. Zij speelt hier een superfanatieke leerlinge die per se in de leerlingenraad wil gekozen worden. Broderick heeft thuis problemen, kan haar (daardoor) niet meer lijen en trommelt een concurrent op. Deze dommige football-speler is eigenlijk het meest sympathieke karakter van de film en de enige die het goed met de mensen voor lijkt te hebben. Ook met z'n losgeslagen anarchistische zusje die uiteindelijk in een nonnenschool belandt en dan recht uit een Martel-film lijkt te zijn weggelopen. (Ze had altijd al zo'n hoofd) Een van de mooiste scènes volgt bij het stemmen tellen. Reese spiedt door het raampje en een van de nerdy commissie-leden kan natuurlijk niet 'kiele kiele' zeggen tegen een knap blond meisje. Hij zegt dat zij gewonnen heeft waarna het tekenfilmkaraktertje Reese door de gang stuitert. Ander geinig detal is het lullige autootje van leraar Broderick. Leraren zijn losers die in Europse minikarretjes rijden.

The Red Shoes

Ik vind het eigenlijk maar een beetje pompeuze figuren, die Archers. Houden echt veel van zichzelf volgens mij. (Iets wat ook wel een beetje voor mede-Brit Hitchcock geldt) Ik was rond mijn tiende helemaal into Hans Christian Andersen, maar het was lang geleden dat ik een bewerking van een van zijn verhalen op celluloid zag. Iets met vrouw Holle en een echoput uit Tsjechië, meen ik, zul je zien dat dat niet van HC Andersen was. Maar goed, The Red Shoes is logischerwijs eerst en vooral een dansfilm, en ballet is toch echt een second rate kunstvorm. (Zoals een componist in de film opmerkt) Het proces van het componeren van de muziek is best boeiend, maar de eindeloze balleten, ik pas. Eigenlijk zit al het goede van The Red Shoes in het dramatische einde, met nog best wat techni-color bloed, boeiende dilemma's en een hysterische speech.

Oliver!

Leuke liedjes hoor, maar ik zat toch vooral met "bwiepewieb boing when the crowd says bo selecta!" in mijn hoofd. Nooit geweten dat die artiestennaam uit het oeuvre van Dickens kwam. Zou ik echt nooit eerder een versie van Oliver Twist hebben gezien? Ik weet het niet meer. Als vaker met musicals vind ik hier de liedjes af en toe elkaar te snel opvolgen, wat ten koste gaat van het verhaal. Zo volgt er na het prachtige, door de Fagen boys gezongen I'd Do Anything For You (ofzoiets) meteen weer iets totaal anders. Met de stem van de schattige kleine Oliver is trouwens iets raars aan de hand, hij zingt zó zuiver, zo vrouwelijk ook. Vraag me af of het gedubt is. Het klinkt in elk geval lelijk clean.

Soy Cuba

De linkse Triumph des Willens zeg maar en daar zag het de zeer fraaie eerste 45 minuten niet echt naar uit. Het Sovjet-team dat deze film in Cuba schoot heeft werkelijk fenomenale plaatjes gemaakt, bijna expressionistische cameravoering, veel lage hoeken en een maalstroom aan couleur locale, in eerste instantie haast zonder plot. Amerikaanse toeristen in Cuba aan de wandel en dans met hoeren, het lijkt werkelijk wel Cassavetes! Daarna begint echter het propagandagehalte zo'n beetje per minuut op te lopen. Amerikaanse militairen gelegerd op Guantanamo gedragen zich als varkens, Batista politie agenten líjken op varkens. Het is tijd voor Rrrrrrrrevolucion. Wij zijn allemaal Fidel! Op de korte termijn was die revolutie een mooie stunt en goed voor het land, dunkt mij, maar je vraagt je inmiddels af of het op de langere termijn niet beter was geweest als die Amerikaanse marionet nog even was blijven zitten. In elk geval lijkt Cuba tegenwoordig nog altijd op het Cuba wat hier in het begin wordt geschetst. Inclusief mooie jongedames in een indrukwekkende (en beroemde) zwembadscène. Die op YouTube zelfs met Lego wordt geparodieerd.

woensdag 25 augustus 2010

Smiles of a Summer Night

Bergman kon zowaar ook wel eens grappig uit de hoek komen. Dit was zijn oeh la la-doorbraak, een Shakespeariaanse komedie, later ook door Woody Allen gretig verwerkt in bijvoorbeeld A Midsummer Night's Sex Comedy. Dat somt de inhoud van deze film ook wel op, want die Zweden waren er vroeg bij. Tolerant volkje. Prachtig contrast tussen de in nette kleren gestoken upper class personages en uitspreken als "wist jij dat hij orgies houdt". Zelfs wat boobies ontbreken niet, zo is er een dienstmeidje dat zich langzaam als Tatjana in Flodder ontpopt. Mooiste (ook inhoudelijk) personage is echter een toneeldiva gespeeld door Eva Dahlbeck, die ergens nog met veel vibrato een liedje zingt, een van de meest magische scènes. Het mannelijke hoofdpersonage, een oude geit annex advocaat, heeft nog altijd een crush voor d'r .Hij zit alleen opgescheept in een huwelijk met zó'n jong ding dat ze niet eens met hem naar bed durft en iedereen haar voor zijn dochter aanziet. Niet zo vreemd dus dat ze met de zoon van de man aanpapt. Overigens lijkt de advocaat met zijn zorgvuldig gekapte gezichtshaar weggelopen uit de wereld van Studio 100. Bergman in Plopsåland! De film is bij vlagen net zo flauw...

Violence at High Noon

Het oeuvre van de totaal vergeten Japanse regisseur Oshima is onlangs heruitgegeven. Filmcomment noemde de man beter dan Godard. (Met wat voorbehoudjes hier en daar, maar toch) Dus maar 'ns gecheckt. Welnu, technisch gezien, of misschien beter intellectualistisch gezien, is dit inderdaad een verbluffende film. Meesterlijke en gewaagde driftige editing en algehele cameravoering, alles in een zeer vloeiend ritme. Het heeft inderdaad wat van Godard, maar bijvoorbeeld ook van Antonioni. Een typische Antonioni-momentje is als midden in het bos ineens een stem over een luidspreker klinkt die een verkiezingsuitslag meedeelt. (De luidspreker is verder nergens te zien) Ook de muziek is gepast avant-garde, gehamer op xylofoons enzo, het bekende werk. Maar uiteindelijk (en niet zo verrassend) is Violence at High Noon wel een erg moeilijk doordringbare film. Het gaat om de avonturen van een seriemoordenaar, zijn vrouw en een slachtoffer en de interacties tussen al deze mensen, maar door de gigantisch ingewikkelde flashback-structuur had ik dat sowieso pas halverwege door! Het moet gezegd, hoe Ishima die puzzelstukjes heel langzaam op de goede plek ligt is wel weer knap gedaan. Maar daarna gaan de slachtoffers wat filosoferen en uiteindelijk blijft de film toch wat steriel, beetje inherent aan deze stijl.

Farewell, My Lovely

Schijnt een remake van Murder My Sweet te wezen, maar die Chandler-noirs zijn zo onnavolgbaar dat ik geen enkel verhaal-element herkende. (Behalve dan meer abstracte klassieke elementen als de schone dame die in een dure villa van een trap afdaalt!) Als een soort beloning van een prachtcarrière mag Mitchum hier (een oude) Marlowe spelen. In kleur nog wel. Dit haalt het niet bij The Long Goodbye-versie van Altman, maar vermakelijk is het zeker, al vanaf de trompet-tonen uit het begin. Marlowe heeft zich in de nesten gestoken, vertelt in flashback aan een bevriende agent hoe het zo komt en wij volgen zijn avonturen door nepperig Los Angels, dat iets van One from the Heart heeft. Mooiste personage is een wino wijf dat ooit in een sexy club werkte en nu misschien wat clues voor de sjofele detective heeft. Hij praat eerst met d'r vanachter een gaasje (bij de deur). Marlowe: 'I feel like a fly out here'. Ander gedenkwaardig karakter is een reusachtige (en reusachtig domme) Frankenstein-achtige gangster van wie Marlowe heeft vriendinnetje moet zakken. Hij is de katalysator van het plot. 'I want my Velma!' Ook Harry Dean Stanton doet trouwens mee (en Sylvester Stallone die ik niet spotte). Stanton is jong en lang niet zo mager als later, wat voor verslavingen heeft die man opgelopen in de tien jaar erna!

Paper Moon

Soort schelmen-versie van Alice in den Städten. Wel minder goed, maar niettemin mijn film van de week. En dat terwijl Tatum O'Neal eigenlijk niet eens zo goed speelt. (Zeker vergeleken met haar rol in The Bad News Bears) Ze maakte hier haar debuut samen met pa (Ryan) waarvan het in de film onduidelijk is en blijft of hij werkelijk haar pa is. In de remake kunnen ze trouwens subiet Brad Pitt invliegen. Ryan O'Neal máákt de film. Hij pikt haar op in de middle of nowhere als moederlief dood is. Opvallend, de cinematografie in zwart-wit van Kovacs werkt voor geen meter op die open vlakten van het begin, maar zodra het schaduwenspel in meer bebouwde omgevingen begint ziet er het er ineens fantastisch uit. Het is de tijd van de Depressie en het duo vindt elkaar (al ruziënd) als con artists. Geldwissel-trucs, weduwen oplichten met bijbels, dat werk. Het is aan de kleine Tatum te danken dat de ervaren con artist niet zelf gepakt wordt door een gold digster. Later gaat het dan natuurlijk alsnog mis, bemoei je nooit met bootleggers! Een cruciaal verschil met Alice in den Stadten zit in het einde. Wenders pakt natuurlijk goed door in een melancholisch slot, wat ook hier had gekund (zelfs inclusief mooie foto). Maar Bogdanovich zit in Hollywood en moet toch een min of meer positief einde eruit persen. Suikerspinnerij ging 'm ook te ver, dus kiest ie maar voor de melige afslag.

dinsdag 24 augustus 2010

Tess

Ik las nog even terug wat ik van Winterbottom's Jude vond en hoewel ik daar kritisch was, zou ik die toch duidelijk prefereren boven Polanski's Tess. Dit is een nogal saaie zit, niet in geringe mate te wijten aan het ijskonijntje Kinski. Zij speelt eigenlijk die typische literaire vrouwenheldin, peinzend over zelfmoord, zelfopofferend en lijdend met een grote L. Doe mij dan toch maar de working class frustratie van die man in Jude. (Of heette ie nou zelf zo.. Ja) Tess' tegenspelers zijn op zich wel aardig. Een Gatsby-achtige nouveau rich man, die haar misbruikt en een op het oog sympathiekere, werkelijke edelman die zich later als fundi ontpopt.

The Getaway

Dacht niet dat Peckinpah zulk gelikt entertainment in zich had. Hij zal wel een beetje gedwongen zijn door de ster van de film, Steve McQueen, die later ook nog op eigen houtje Peckinpah's vaste soundtrackcomponist ontsloeg en Quincy Jones inhuurde. Een goed plan, niet in geringe mate omdat Quincy Toots erbij haalde. De funky en toegankelijke muziek past prima bij dit komische actie-spektakel. Eerst lijkt de film nog intellectueel te worden, Steve McQueen (die niet eens meer de moeite doet om te acteren maar gewoon 'cool' is) wordt dankzij een dealtje met de gevangenis-directeur vrijgelaten. Ik was allang blij dat 'the getaway' geen tunnelgraverij was. Maar hij is natuurlijk niet zomaar vrij en moet een bankoverval gaan regelen. Daarvoor heeft hij zin dinnetje nodig, de beeldschone maar akelig gortdroog articulerende Ali McGraw. Het intellectuele aspect zit 'm in hun relatie. Die is gecompliceerd, vol gekibbel en bijna Roegs. Hét Roeg-moment zit erin als McQueen naar een riviertje staart waar mensen aan de oever picknicken en hij fantaseert dat hij met z'n meissie in het water duikt. De bankoverval gaat vanzelfsprekend niet van een leien dakje en daar begint de ware vlucht, achterna gezeten door flikken en schurken. Bij die laatste zit het minste lijntje van de film, Hitchcockiaans melig en vrouw-onvriendelijk. De schurk van dienst gijzelt een dierenarts-paartje. Hij speelt eerst met een zwart katje en dan met het blonde.. Nou ja. Dit zorgt voor tal van flauwigheden en het arme domme blondje krijgt het later nog letterlijk voor d'r kiezen als McQueen d'r een verrassende ram voor d'r kop geeft. Heeft Peckinpah d'r toch nog wat fouts/bruuts in weten te smokkelen.

Bamboozled

Zeer boeiende Spike Lee-film, misschien wel de film van hem waar ik het meest door geraakt werd. Het meest door geïntrigeerd raakte. Eerst lijkt het nog een hopeloze flop te worden, de digitale cinematografie is matig, de muziek is van soap-niveau (en dat gaat later juist wél werken) en het acteren is (expres) overdreven. Een Afro-Amerikaanse tv-show bedenker (Damon Wayans) wisselt samen met producer Michael Rapaport hatelijkheden en flauwigheden uit. Wayans heeft het snuggere plan om de meest racistische show ever op tv te brengen, waar Rapaport ("I am blacker than you are") meteen enthousiast over is. (Hij zegt er een 'boner' van te krijgen) Vanaf de start van de show wordt Bamboozled een bizar leuke film. Het programma vol getapdans, olijke grappen, de Alabama Porch Monkeys band (= The Roots) is op een vreemde manier eigenlijk best vermakelijk. En tegelijkertijd natuurlijk superfout, precies de verwarring die Spike Lee wil natuurlijk! Na een tijdje verschijnt het hele publiek in blackface, protesteert Jesse Jackson en weet Wayans (zijn personage heet trouwens lekker overdreven Pierre Delacroix en praat al net zo raar) niet wat hem overkomt. De trein rolt en hij kan hem niet meer stoppen. In een minder boeiend lijntje (die wel voor de "oplossing" zorgt) maakt Mos Def zich als gewetensvol rapper heel, heel kwaad. Zo eindigt deze ambitieuze trip bijna als American Beauty en met een fraaie montage van oude racistische 'nigger'-personages die 'yes sir, thank you sir' zeggen. Die hartverscheurende montage had nog veel langer mogen duren. Overigens is Bamboozled ook leerzaam, nooit geweten dat 'watermeloen' klaarblijkelijk allerlei slavernij/negro-connotaties heeft.

Tender Mercies

Howard Hawks sprak ooit, een geslaagde film bevat drie goede scènes en géén slechte. Dat laatste doet deze de das om. Erg spijtig, want Tender Mercies is best een lieve film, een klein tipje, voor de liefhebbers van Forty Shades of Blue en Nashville. Ook dit is een labiele muzikantenfilm, heel alledaags. Robert Duvall, die al in zijn eerste shot op Will Oldham lijkt, speelt een drinkeboer en voormalige country-ster. Hij herpakt zich uit de goot, in de middle of nowhere, met een jonge vrouw en haar zoontje. Die laatste is een van de minpuntjes aan de film, opvallend genoeg roept hij af en toe off screen wel wat aardige en levensechte dingen, maar in beeld is het John Denver-achtige mannetje een hopeloos acteur. (Om nog niet te spreken over zjin klasgenootjes die hem pesten. Een hopeloze scène) Maar daar gáát de film natuurlijk ook helemaal niet om! Het draait om de uitstekende Duvall en zijn labiele kloteleven, met een ex die door Texas tourt en met veel vibrato snik-klassiekers zingt. Het is geen toeval Duvall zijn aangenomen zoon aan het eind als verrassing géén gitaar geeft.

maandag 23 augustus 2010

Whale Rider

Typisch zo'n film waar je bijna bij zit te janken en een paar uur later denkt, welke film heb ik ook alweer gezien vandaag. Meer doorzichtige goocheltrucs dan echte magie. Een combinatie van sentimentele muziek, overigens de hele film veel te overheersend, lieve meisjes en dieren, wie raakt er dan niet aangedaan? Whale Rider heeft een uitstekende hoofdrolspeler, een meisje met een geweldige mimiek, ergens doet ze met de klas een dansje en ze straalt even daarvoor al een en al voorpret uit. Ook is de film bij vlagen best grappig, al weet ik niet of dat de bedoeling is. De Maori's in Nieuw-Zeeland met hun gekke dansjes, bekend van het rugby-team. Verder is het echter afgezaagde thematiek dat de klok slaagt. Een fundamentalistische en irritante opa, die de oude normen en waarden in ere wil houden en eigenlijk had gewild dat zijn oudste kleinkind (het meisje dus) een kleinzoon was geweest. Het werd wat ongemakkelijk na een tijdje, zeker omdat de film's sympathie wel bij de Maori-cultuur ligt, maar ik heb geen zin om medelijden te hebben met een man die vastzit in zijn oude conservatieve denkbeelden. Uiteindelijk gaan alle remmen los in het waanzinnige einde, vol aangespoelde walvissen. Ik moet toegeven, dat was best indrukwekkend.

L'Enfance Nue

Zó, die Pialat was er eigenlijk al vroeg bij. Hij debuteerde hiermee eind jaren '60. De naam van Truffaut flitst nog even langs in de openings-credits, die zal 'm wel wat advies en geld hebben gegeven. L'Enfance Nue is eigenlijk de realistische evil twin evenknie van Truffaut's kinderfilm L'Argent de Poche. Daar is alles koek en ei en hier is het goed mis. L'Enfance Nue volgt in die typische lukrake Pialat-stijl het leven van een adoptie-jongetje. (Een soort Doinel eigenlijk) Me nooit zo gerealiseerd, het zal ook wel niet zo eenvoudig gaan als hier wordt geschetst, maar het kloterige aan adoptiekind zijn is dat je ouders je gewoon in kunnen ruilen als je niet meer bevalt. Dat gebeurt hier, al lijkt het de jongen weinig te deren, het is dan ook een crimineeltje met kleptomanie. (Ook een kat gaat er nog an) De jongen verhuist van stad naar platteland, waar hij opgevangen wordt door een heerlijk ouder echtpaar. Ik rook bijna het huis van mijn opa en oma, van vroeger toen ze nog een groentezaakje hadden (extreem kleinschalig). Echte Brabantse dorpssfeer. Als een ander adoptie-kind van ze doodleuk aan tafel wat kinky seksboekjes leest worden ze weliswaar wel afgepakt maar kijken opa en oma (er is ook nog overgrootmoe) er grinnikend in. Dat soort gemoedelijkheid dus. Ondertussen blíjft de jongen een crimineeltje, maar de kijker krijgt ook wel mee dat ie ergens toch een goed hart heeft. L'Enfance Nue is niet eens zo'n heel goede film, maar flitsen van bibberig gezang en gedans op bruiloften en moeizame toenadering tussen jongen en de rest van de aanwezigen maken de prent toch hartverwarmend.

The Game

Iedereen die mijn filmvoorkeuren een beetje ken weet haast wat ik hier ga roepen en wat ik erop ga aanmerken. The Game, met morbide spelletjes en dolende totaal clueloze mannen in louche donkerbruine wijken waar merkwaardige vrouwen op hen wachten, dat is toch een soort Eyes Wide Shut meets After Hours! Het probleem is dat The Game de seksualiteit van eerstgenoemde verruilt voor het voor het grote publiek makkelijkere geweld en zodoende de duister sprookjes-achtige liefheid en de betrekkelijke gevaarloosheid van After Hours mist. En daardoor stelde deze film van Fincher me na het fijne eerste half uur toch wat teleur. Ik bedoel, de dubbele twist aan het einde is geinig, doch nauwelijks verrassend, maar vooral, hoe kan de miljonair zijn broer ooit vergeven, als ie met machinegeweren is beschoten en op een ongelofelijke manier is gecond! Michael Douglas doet het op zich aardig als de miljonair die zich uitlevert aan een merkwaardig real-life game bedrijf, dat begint met het droppen van een clown op de oprit van zijn Batman Mansion. Douglas denkt meteen aan zijn vader, die zelfmoord pleegde door van het dak te springen, iets wat we in fraaie Nosferatu-achtige expressionistische flashbacks zien. Het begin van het spel (en de film) is dus nog zeer boeiend, let op de leuke bijrol van James Rebhorn als spelinleider. Het gaat mis zodra we niet eens een glimpje van de onderbroekloze Deborah Unger krijgen te zien. Geintje. Zij is de femme fatale op wie de miljonair verliefd moet worden.

Achilles and the Tortoise

Ondanks dat het hilarische Boiling Point laatst op dvd is uitgegeven was Takeshi Kitano een beetje uit mijn gedachten verdwenen. Ik was helemaal vergeten dat ie aan een soort vernietig mijn carriere-trilogie bezig was, waarvan dit het laatste deel is. De films van Kitano wekken ook altíjd de indruk nu echt zijn laatste te zijn, met diens eeuwige zelfmoord-thematiek, ook hier weer ruimschoots voorradig. Maar juist door er films over te maken blijft Kitano waarschijnlijk op de been. Hier graaft ie weer autobio, in een film over een jongen die net als hijzelf dolgraag schilder wil worden, maar het talent mist. Het eerste uur is bijzonder matig, met een flauw sepia-grauw effectje op de lens en clichés als de hardhandige stiefvader (een oom in dit geval). De film wordt leuker vanaf het moment dat de jongen naar art school gaat en de studenten losgaan in wilde podiumkunsten o.a. met plastic zakken, diepgevroren ijs en action paint met auto's. (Dat laatste zorgt voor een van de grofste grappen) In de laatste fase van de film is het hoofdpersonage bejaard, wordt het gespeeld door Kitano himself en krijgt de film de overbekende melancholie, die bijvoorbeeld ook al in Hana-Bi zat. Precies hetzelfde gevoel. Echt vernieuwen doet ie dus niet meer, maar toch doet het me wel weer wat. De wannabe-schilder blijft verwoed zoeken naar inspiratie en doet dat o.a. op de bodem van een badkuip. (Zijn vrouw duwt 'm op verzoek kopje onder!)

zondag 22 augustus 2010

Hollywoodland

Altijd fijn, films in Los Angeles tegen de achtergrond van de dream factory. Door de aanwezigheid van private detective Brody heeft dit ook nog wat policier-invloeden van L.A. Confedential, en dat dan gemengd met het noir-sfeertje van Mulholland Drive. Was wel enigszins teleurgesteld dat het achteraf een biopic bleek te wezen. George Reeves, supermanheld van tv, hier gespeeld door Ben Affleck, bleek werkelijk te bestaan en ook werkelijk onder verdachte omstandigheden omgekomen. De politie doet het af als zelfmoord, maar Brody bijt zich vast in de zaak en contempleert als een soort Rashomon een paar scenarios, om uiteindelijk in een treurig einde bij het begin uit te komen. Niet dat dát dan zeker is. Hij ziet er trouwens erg guitig uit, die Brody, met 'big hair' en maffe blousejes, zo draagt ie er een met een opdruk van bretels. Het is jammer dat de backstory van zijn personage niet echt boeit, problemen met zoontje en ex. De leukste momenten zitten toch in 'het Hollywoodland', waar Ben Affleck het goed doet als matige acteur. (Niet zo moeilijk ook hè!)

All the Real Girls

Rare film en dat bedoel ik nu eens niet positief. Het is volslagen onduidelijk of dit nou absurdistisch bedoeld is, of grappig, of romantisch komisch, of toch serieus. Alles tegelijk waarschijnlijk en dat zorgt voor een paar fraaie scènes en een hoop meuk waar teveel van de eerdere gebeurtenissen nog eens worden geanalyseerd en ook wel teveel wordt gehuild. Goeie momenten hebben vaak van doen met Patricia Clarkson in clownskostuum. Zij speelt de treurige moeder van het hoofdpersonage, die als cliniclown kinderen vermaakt. In misschien wel de beste scène moet haar eind twintig-zoon, met tegenzin mee ("Don't touch me with that clown costume!") en zet het hele ziekenhuis het op een dansen, begeleid door totaal onpassend (en daardoor leuke) reverse beat-kalimba-muziek. Er zit trouwens nóg een goede dansscène in, op de bowlingbaan. Dat zegt iets over de hoek waarin we dit moeten zoeken, beetje Hal Hartley, beetje Nouvelle Vague ook wel, er zitten vast niet voor niets wat opvallend jump cuts in. Meest afstotende aspect aan de film is datzelfde irritante hoofdpersonage. Eerst lijkt hij een loser in small town USA, maar dan blijkt hij elke meid in het dorpje geneukt te hebben. (Hij lijkt ook wel een beetje op die zanger van Maroon5, misschien dat dat helpt) Toch blijkt hij tegelijkertijd een dork, die de hele film juist onhandig met de meisjes omgaat, inclusief zijn nieuwe vlammetje Zoey Deschanel. Nee, ik moet het anders zeggen, het is meer zo dat ie het ene moment hip en grappig is en dan weer een kluns. Het is toch weinig geloofwaardig, het eerste uur fascineert het nog, maar het laatste kwart slaat de verveling en zelfs ergernis toe.

A Child Is Waiting

Volgens mij de enige keer dat Cassavetes met echte sterren werkte en producers die serieus geld investeerden. Meteen kreeg de regisseur mot met iedereen en hij stond niet achter de uiteindelijke versie. Cassavetes vond 'm te sentimenteel, maar dat valt mijns inziens wel mee. De orkest-stroop en het melodrama zit toch vooral in het begin als we een jongetje naar een jaren '50-kindergesticht zien worden gebracht. Het jongetje is nogal apathisch, misschien is het een autist, maar in het ziekenhuis vinden we een rijke verscheidenheid aan mentaal instabielen. Baas van het hele gebeuren is Burt Lancaster, als altijd de juiste man op de juiste plek, met oprechte felheid vechtend voor zijn patiënten. Op geheel eigen wijze, want de film schetst het conflict tussen discipline en liefde. Voor dat laatste zorgt Judy Garland, die in die tijd zelf ook tot over d'r oren in de problemen zat en er ook zo uit ziet. Ze heeft iets treurigs, maar doet het goed. Haar personage wil de kinderen met liefde doodknuffelen. De kijker en Garland leren dat dat de verkeerde weg is, terwijl de kinderen samen met Garland een liedje instuderen. Typisch genoeg is het mooiste moment de confrontatie tussen Garland en Gena Rowlands. Het zal geen toeval zijn dat die laatste o.l.v. Cassavetes weer weet te schitteren. Hij werkte toch liever met "eigen volk". Ander aardig momentje is als het belangrijkste jongetje wegloopt en kortstondig door de stad dwaalt. Een hele film in een paar beelden.

The Dresser

Mooi acteer-spektakel, dat je wel prompt weer vergeet. Kanonnen van dienst zijn tornado Albert Finney, als gelouterde Shakespeare-vedette, en zijn trouwe slaafse knechtje Tom Courtenay. Die laatste overdrijft in het begin de sissy-maniertjes van zijn personage, maar weet Finney in het midden-gedeelte zowaar weg te spelen. Finney, die er bijzonder vreemd uitziet met zijn stokoude (geschminkte) kop op zijn nog jonge lijf, moet worden opgelapt voor een King Lear-optreden, gedurende WW2, als de nazi-bommen op Engeland vallen. De arme Courtenay moet alles uit de kast halen en blijft maar drank lurken en zijn baas bepotelen. Prachtig achter de schermen-gedoe van geschmink en het oefenen van de tekst. De scènes óp toneel zijn dan weer minder boeiend, maar misschien is dat expres. Zo is bijvoorbeeld de afscheidsgroet van Finney aan het publiek belangrijker en emotioneler dan zijn Lear-slotmonoloog. Het einde is voorspelbaar. Enigszins jammer valt Courtenay dan weer terug in irritant gejammer. Misschien kun je het in character noemen, maar ik had graag wat stiller verdriet gezien.

zaterdag 21 augustus 2010

Bang the Drum Slowly

Ah, honkbalfilms. Heerlijk. Deze doet in de major league mee, zeker het fantastische eerste half uur heeft een Hal Ashby-achtige fijne laconieke seventies-sfeer. Het is nog de tijd vóór het grote sportgeld, dus handelt het hoofdpersonage naast zijn pitcher-activiteiten ook in verzekeringen. Het is ook in die hoedanigheid dat hij zich in eerste instantie bekommerd om een hilbilly teamgenoot (Robert de Niro in zijn eerste bejubelde rol). Eerste zin van de film "vreemd eigenlijk, hoe alles gewoon doorgaat". De Niro heeft te horen gekregen dat hij stervende is en Michael Moriarty ziet het als zijn taak dit verborgen te houden voor de clubleiding en hun teamgenoten. Het is off-season dus de twee spenderen wat tijd bij de ouders van De Niro, waar de laatste alvast zijn krantenknipsels verbrandt. Schiet me te binnen dat de film dus eigenlijk in een soort eind-sfeer begint. Want daarna begint het seizoen en beleeft de Niro het mooiste seizoen uit zijn carriere. Dat is allemaal wat clichématiger, al is het vermakelijk hoe de coach door heeft dat er "iets" in het team niet klopt, en de blauwogige goudeerlijke ogen van Moriarty steeds ingewikkeldere leugen-constructies overeind moeten houden. Wat voor Bang the Drum pleit is het rafelige (misschien zelfs afgeraffelde einde). Zoals Moriarty al zei, het leven gaat gewoon door.

Master and Commander

Ondertitel: The Far Side of the World, maar die franchise kwam nooit van de grond. Mensen bliefden geen "serieuze" Pirates of the Carribean. Alhoewel, het gaat eigenlijk helemaal niet om piraten, maar heeft wel die swashbuckler-sfeer natuurlijk, met oude bootjes en zwaardgevechten. Weir heeft duidelijk zijn best gedaan nu hij weer 'ns een pak geld kreeg en de film is zonder meer entertaining. De opening is bijvoorbeeld zeer fraai, als we langzaam de bemanning leren kennen (eerst als silhouetten in de masten) en vervolgens de hoge hoeden die de leiding hebben en de volkse bootjongens. Men spot een achtervolger en daar begint in de tiende minuut de Moby Dickiaanse obsessie van kapitein Russell Crowe. Hij moet en zal die Fransozen kapot maken, al kost het leven en armen van kleine bootsjongens. Als bijverhaal treffen we dan nog Paul Bettany als arts en op Darwin geïnspireerde bioloog, die in een soort running gag naar de Galapagos wil, maar dat Fransje bootje komt er steeds tussen!

The Way We Were

Het bewijs dat de NY Times 1000 Best Movies almanak er ook wel eens naast zit. Eigenlijk was niemand met deze film tevreden, wat zeker gold voor scenarioschrijver Laurents. Hij wilde een politiek verhaal rond een joodse ster (dat werd Streisand) maar kreeg een romcom, waar ook Robert Redford een grote rol speelt. Beide passen niet in de film en niet bij elkaar. Al meteen ziet vooral Streisand er veel te modern uit, voor een film die in de jaren '30 en '40 speelt. Ze kan ook eigenlijk niet acteren, in een soort komische modus die van Woody Allen lijkt gejat. Ik moest wel lachen toen ze ergens in de film worteltjes stond te schrappen, denkende aan haar What's Up Doc-Bugs Bunny rol. Zij is dus joods en fanatiek met politiek (communistisch zelfs) Redford is meer een soort Gatsby, een rijke student die zich nergens echt voor interesseert. Zelfs niet voor zijn eigen talent. De twee krijgen toch wat, dat werkt geen moment, zowel niet op doek, als in het verhaal. En dat duurt dan een paar uur! De film verkast nog naar Hollywood voor scenarioschrijf-avonturen, maar zelfs dat meta-aspect boeide me dit keer niet. Enige merkwaardige goede momentje is helemaal aan het end, als Streisand in het ziekenhuis ligt, eigenlijk voor iets positiefs, een bevalling, maar de film plots toch een soort Terms of Endearment-melancholie krijgt, dankzij een surreële flashback naar winters New York en sleetje rijden.

Frenzy

Eén na laatste Hitchcock, en zijn laatste goeie. Hij keerde terug naar zijn roots, zoals het hoort aan het eind van een rijke carrière. In Londen maakte hij zijn meest raunchy film, die o.a. berucht is om een ellenlange verkrachtingsscène waar de schurk (Barry Foster) heel ranzing "lovely, lovely, lovely" blijft grommen.Tjidens de film zat ik al te denken, eigenlijk zou die schurkenrol iets voor Michael Caine zijn, en die bleek 'm later geweigerd te hebben. (Hij vond 'm disgusting) Een jaar of tien later had hij minder scrupules, toen hij wél in het Hitchcockiaanse Dressed to Kill speelde. Verder brengt Frenzy de gebruikelijke Hitchcock-thematiek rond een sjofele, flink innemende man (Jon Finch) die onterecht voor de 'stropdas-moordenaar' wordt aangezien. Hij heeft dan ook de nare gewoonte om zich op te houden bij vrouwen die even later dood zijn. De film spendeert ook nog flink wat tijd bij de schurk zelf, o.a. in een aardappeltruck waar om bepaalde redenen een levenloze hand opengebroken moet worden. Best creepy. Het is jammer dat de film een rechtszaal nodig heeft om de zaakjes af te ronden. Dit veronderstelt een soort snelrecht, want anders moeten we aannemen dat een kledingborstel maanden niet gebruikt is en de bar-eigenares een extreem goed fotografisch geheugen heeft. Totaal buiten het verhaal staand zit overigens nog een erg grappige running gag, rond de culinaire voorkeuren van een politie-inspecteur. Eerst zien we 'm als set-up zo'n ranzig vet Engels ontbijt naar binnen schrokken en dan krijgt hij thuis te maken met de culinair Franse uitspattingen van zijn vrouw. Wat een soep!

vrijdag 20 augustus 2010

The Stranger

Als ik me niet vergist de minste Orson Welles die ik heb gezien. Hopelijk blijft het ook de slechtste, want dit is echt vrij dramatisch. Te snel na de Tweede Wereldoorlog gemaakt denk ik, iedereen wordt nog verteerd door haat voor de nazi's. Begrijpelijk, maar het heeft geen goed effect op het acteren. Ergens zegt Edward G Robinson zelfs iets van 'nazi's kunnen zich zelfs als mensen voordoen, als het ze uitkomt'. Alsof het kwaad niet in ons ieder schuilt. Misschien bedoelde Welles het grappig, want een overdreven film is het sowieso. Hij speelt zelf een kampbeul die onder een nieuwe identiteit in een klein Amerikaans stadje woont. Dan haalt het verleden hem in, belanden er lijken in het bos, die klaarblijkelijk maar door de enige in het dorp aanwezige hond kunnen worden gevonden. (Resultaat, dode hond) Laat dat nu net de hond van Orson Welles' jonge vrouw zijn! Het is daar dat de film definitief misloopt, want het arme mens staat halsstarrig achter hem, terwijl de twee geen chemie hebben en Welles volgens mij sowieso niet in staat is om liefde te acteren. Hij is beter als geperverteerde schurk met foute snor, wat ie de rest van de film dus wel is. Robinson (als geheim agent) houdt zich ondertussen met in die tijd populaire Freudiaanse theorietjes en ziet er geen been in om de vrouw als lokaas in te zetten. (Haar vader maalt er ook al niet om!) Aan het eind gaan alle remmen los, wat nog wel voor een vermakelijk slot zorgt. De enige passages die me daarvoor interesseerden speelden zich af in de dorpswinkel annex café, waar een absurd self-service regime heerst. (Je moet zelf achter de bar de koffie tappen) De uitbater interesseert zich eigenlijk alleen voor een potje dammen.

Fast, Cheap & Out of Control

Weinig memorabele docu. Morris combineert hier vier verhalen, tot, ja, tot wat eigenlijk. De som der delen is het zeker niet, en eigenlijk stellen ze ook afzonderlijk teleur. De Koyaanisqatsi-achtige clichémuziek (op zich mooi hoor) moet de boel dan smeren, maar meer dan pseudo-diepzinnig wordt het niet. Vier talking heads vertellen over hun bijzondere beroepen. Het saaist is een 'topiary gardener' (een man die beestjes uit planten knipt), nogal irritant is een leeuwentrainer, een Albert Finney-achtige southern man. Groot ego, wat je ook nodig hebt, wil je die beesten onder controle houden. Zijn gedeelte (en alle circus-beelden tussendoor) zijn een grote anti-reclame voor wilde dieren in het circus. En dat alleen maar omdat mensen een ander graag in levensgevaar zien. (En zo geconfronteerd worden met hun eigen mortaliteit) Ietsje leuker is een professor in robotkunde, die niet veel nieuws heeft te vertellen, maar dat in elk geval aanstekelijk doet. Enige echt leuke verhaal, is de naakte molrat-expert. Ja da's al zo bizar dat het wel leuk moet worden. (En nee hij is niet zelf naakt hè) Soort Mark Ruffalo met vlinderstrikje, die wild enthousiast sticulerend over de maffe beessies vertelt. Jammer dat ten tijde van deze film hét feit over die molratten nog niet bekend was; de beesten kunnen geen kanker ontwikkelen en worden daardoor stokoud. Vlinderstrik heeft wel de mooie wijsheid in petto: "only in captivity do animals get old."

Viridiana

Een van de leukere Buñuel-films, al zegt dat niet zoveel als ik het zeg. Ik zal ook door Viridiana geen fan worden, maar het is een vermakelijk sardonische (diabolische) stang-film. Buñuel versus de katholieke kerk. Viridiana is het hoofdpersonage, een knap blond nonnetje dat met tegenzin een oom (Fernando Rey) op gaat zoeken. Hij heeft nochtans haar studies betaalt, wat een ondankbaar kreng is het. De oom is echter een verlengstuk van Buñuel's agenda en ontpopt zich, in de rug gesteund door een hondstrouw dienstertje, als een Freudiaanse slechterik, die het nonnetje in de trouwkleren van zijn verdacht snel overleden vrouw laat rondlopen, om haar dan met hulp van slaappillen net wél of net niet te verkrachten. Na nog een dramatische gebeurtenis begint de film eigenlijk opnieuw en haalt Viridiana een stel zwervers in huis. Het is hier dat de film echt vermakelijk wordt. De zwervers zijn eveneens ondankbare krengen, je hoort Buñuel bijna uit plezier in zijn handen wrijven, en de sujetten richten in de laatste zeer beroemde scène een chaotisch feestmaal aan. Ik moet zeggen dat ik had gemist dat dit een parodie op het Laatste Avondmaal was, maar een surrealistische (bijna Zéro de Conduit-achtige rebellie) sfeer had het zeker.

Wise Blood

John Huston kan geen oninteressante film maken. Soms denk ik dat hij juist in de laatste twintig jaar van zijn carriere op zijn best en vreemdst was. Wise Blood is een merkwaardige film vol gestoorden en reli-nuts. Het stadje waar het zich afspeelt lijkt volkomen buiten de tijd te staan, iedereen wordt nog enthousiast van een man in een apenpak, de zogenaamde king of the jungle. Wise Blood heeft geen vloeiend verhaal, maar stort gewoon een pak fijne karakters over de kijker uit. (En een al even rare soundtrack van Alex North die country met synthesizers combineert) Het hoofdpersonage wordt gespeeld door Brad Dourif. Hij is om onduidelijke redenen uit het leger ontslagen, vindt in zijn thuisdorp niks meer, dus gaat hij naar de grote stad. Hij begint in ijltempo door de stad te marcheren, zoekt verpozing bij een dikke hoer en komt ondertussen andere manische 'wanderers' tegen. De leukste daarvan wordt gespeeld door Dan Shor, een niet al te snuggere jongen die wanhopig graag vriendjes wil worden. Met wie dan ook. Al is het maar met de apen in de dierentuin. Brad Dourif, die in overbodige flashbacks een nutty religieuze opvoeding blijkt te hebben gehad, begint op straat te preken. Hij brengt de mensen "The Church of Christ without Christ". Dat is eerst nog grappig, surrealistisch als een Tim Burton-film, vol southern gekkigheid. Maar gaandeweg wordt het tragischer, tot het uiterst pijnlijk eindigt. Overigens doet ook Harry Dean Stanton, als nep-preker en vooral con artist. Stanton is zowaar eens niet zo goed en boeiend, belangrijker is zijn filmdochter, een warmbloedig op Antony lijkend meisje dat het hoofdpersonage impalmt. Fascinerend.

donderdag 19 augustus 2010

Carmen Jones

Zou dit de eerste film zijn geweest die een volledig Afro-Amerikaanse cast in een klassieker inzet? (Carmen van Bizet in dit geval) Het lijkt zo'n even eenvoudig als slim idee, dat het eerder of later vaker is gedaan. Verder is hier niet erg veel aan hoor, de nieuwe teksten zijn flauwtjes komisch, het is allemaal iets té slim. (De Torreador-song is de entree van een bokser geworden, dat soort dingen) Carmen is en blijft een wicht en Harry "Michel Vorm" Belafonte is eigenlijk te sympathiek voor zijn rol. De melodrama-wending aan het eind past 'm voor geen meter. Wat de film echt de das omdoet zijn de nogal schelle vocalen, iedereen is gedubt en om Belafonte met een opera-achtige piepstemmetje te horen zingen, ik weet het niet. Al is er wel een hilarische scène waarin hij als chaingang-member met ontbloot en geolied bovenlijf tekeer gaat.

The Last Wave

Knowing, maar dan met aboriginals i.p.v. buitenaardse wezens! Bizar en tegelijkertijd geniaal idee van Peter Weir, maar of het slim was om de mystieke angst voor deze natuurwijze sjamanen bij zijn blanke landgenoten aan te wakkeren? Heb het gevoel dat de achterdocht bij blanke Australiërs groter is dan bij bijvoorbeeld blanke Amerikanen voor indianen... Waar zou dat nou door komen? Misschien hebben de Amerikanen er gewoon meer uitgeroeid, terwijl de indianen ook gewoon stevig verzet boden. De aboriginals zijn schimmiger, zij nemen wel wraak in dromen, zoiets. Dat doen ze ook hier, als ze beginnen op te duiken in het gedachten en het leven van een advocaat, die na een moord een groepje aboriginals moet verdedigen. Dat is geen gewone moord natuurlijk, het is een voorteken van een grote ramp. Andere voortekens zijn nog duidelijker, zo regent het kikkers! Dus daar had PT Anderson dat idee vandaan. Duistere, broeierge sfeer, met intens spel van de totale cast, waaronder de ultieme film-aboriginal Gulpilil. Jammer dat het einde (als de apocalyps of the rapture of wat dan ook dan toch lijkt te komen) het niet bij geluid laat, maar ook nog wat beelden laat zien. Het getergde gezicht van de advocaat zei daarvoor alles al.

Fine, Totally Fine

Als Solondz een milde Japanner was, zou je wellicht zoiets krijgen. Typerende grap in die categorie: een meisje vraagt "is die hond een mannetje of vrouwtje", waarna haar vriendje aan het achterwerk van het beest ruikt. "Een mannetje". Het uiterst gemoedelijke Fine, Totally Fine voert een stoet lieve losers op, zoals een klunzig meisje dat haar vinger op een liftknop weet te breken en een kinderachtige kerel die eindeloos bezig is met (erg grappige) horror-pranks. De meeste van de aanwezige jongens raken verliefd op hetzelfde meisje, maar zij ziet meer in een buitenstaander met een wijnvlek. (De jongen die aan de hond rook) Uiteindelijk zitten ze allemaal in Nara, eindelijk geleerd dat die titel van die film op een stad doelde, een soort "attractie-stad" zelfs, met herten en heel veel tempels. Spot de fout. Ik dacht dat de film Nara heette, maar ik doelde op Shara of Sharasojyu, die zich overigens wel in Nara afspeelt.

Too Late Blues

Zou wel eens een enorm (fijn) buitenbeentje in het oeuvre van Cassavetes kunnen zijn. Hoewel zijn zwartgalligheid en bandeloosheid echt nog wel ruimschoots aanwezig zijn, heeft Too Late Blues iets glads, als een echte Hollywood-film. Met Griekse en Italiaanse kasteleinen, drankwedstrijden en grappen van Rio Bravo-niveau. Misschien dat de film wel iets teveel tijd in die cafés besteedt, want het begin doet nog een magnifieke jazz-muziekfilm verwachten. Een bandje speelt in een weeshuis/doveninstituut, in elk geval voor een publiek van rascals, waarvan er eentje met de saxofoon vandoor gaat. Tot hilariteit van de overige bandleden. Die dromen van een grote doorbraak, maar als die kans zich aandoet ontpopt de pianist en bandleider, die altijd al op een jonge arrogante Louis van Gaal leek, als eikel die voor eigen succes gaat. Hij komt van een koude kermis thuis, ook door toedoen van zijn 'agent' van dubieus allooi, de beste rol in de film van een Sheen-achtig intense Everett Chambers, die eigenlijk producer was en verder nooit (meer) acteerde. Vanzelfsprekend speelt ook nog een meisje een rol, de lieftallige Stella Stevens (net Molly Ringwald) mag meezingen, maar haar woordloze bijdrage doet de band naar Morricone op een slechte dag-muzak afglijden.

woensdag 18 augustus 2010

The Steel Helmet

Fuller en oorlogsfilms gaat het niet worden voor mij, denk ik. Als dit de beste is... Het low-budget aspect zorgt wel voor hilariteit, mannen struinen door de Koreaanse jungle, maar het lijkt meer op een evenementenhal waar wat nepbomen staan. Zelfs de schoten klinken hol, alsof de film in de overwoekerde kelder van Fuller werd opgenomen. Een grimmige baardige soldaat overleefd een moordpartij dankzij zijn helm, zet het op een wandelen, waarna hij een perfect Engels sprekend Koreaans jongetje tegenkomt en later een Afro-Amerikaanse medic. Het drietal weet zich aan te sluiten bij een ander bataljon, geleid door een onervaren figuur. Dit zorgt voor ruzies, een van de betere aspecten aan de film is het realistische gebrek aan heldendaden. Ook binnen de gelederen haat iedereen elkaar en laat men zich leiden door woede. Min of meer off-topic terzijde. Ik realiseerde me dankzij 24 City waarom Zuid-Korea eigenlijk nooit probeerde Noord-Korea onder de voet te lopen. Het Noorden had natuurlijk China als trouwe rakettenleverende bondgenoot. (En een goede buur is handiger dan een verre vriend Amerika)